naald
2545
naald
<v.e. platenspeler>
needle, stylus
['staıləs]
<mv. -es/styli
['staılaı]
>
naamloos septimeakkoord
2546
naamloos septimeakkoord
minor major-seventh/major-7(th) chord, mM
['maınər 'meıdʒər]
(chord),
<vb.>
Cm(maj7)
naar binnen oplossen
2547
naar binnen oplossen
to resolve
[rı'zɑ:lv]
inward
['ınwərd]
naar buiten oplossen
2548
naar buiten oplossen
to resolve
[rı'zɑ:lv]
outward
['aʊtwərd]
naburige rechten
2549
naburige rechten
neighboring
['neıbərıŋ]
rights
na de tel
2550
na de tel
off (the) beat
nadruk
2551
nadruk
stress, emphasis
['emfəsıs]
nagalm
2552
nagalm
reverberation
[rıvɜ:rbə'reıʃn]
,
<inf.>
reverb
['ri:vɜ:rb]
nagalmtijd
2553
nagalmtijd
reverberation
[rıvɜ:rbə'reıʃn]
time,
<inf.>
reverb
['ri:vɜ:rb]
time
nagel
2554
nagel
nail
nakijken
2555
nakijken
<corrigeren v. schriftelijk werk>
to mark
napels/napolitaans akkoord
2556
Napels/Napolitaans akkoord
Neapolitan
[ni:ə'pɑ:ləṱn]
chord, ♭II (chord), N
napelse/napolitaanse sext
2557
Napelse/Napolitaanse sext
Neapolitan
[ni:ə'pɑ:ləṱn]
sixth/6th
napels/napolitaans sextakkoord
2558
Napels/Napolitaans sextakkoord
Neapolitan
[ni:ə'pɑ:ləṱn]
sixth/6(th) chord, ♭II6 (chord), N6
napikken
2559
napikken
<inf.>
to play off the beat, to syncopate
['sıŋkəpeıt]
nasaal
2560
nasaal
nasal
['neızl]
naslaande noot
2561
naslaande noot
off-beat
[ɔ:f'bi:t]
note
naslaande parallellen
2562
naslaande parallellen
unaccented parallels
[ʌnæk'senṱəd 'pærəlelz]
naslaande versiering
2563
naslaande versiering
unaccented ornament
[ʌnæk'senṱəd 'ɔ:rnəment]
naslag
2564
naslag
<v.e. triller>
suffix, termination
naslagwerk
2565
naslagwerk
reference
['refrəns]
work
naspel
2566
naspel
postlude
['poʊstlu:d]
naspelen
2567
naspelen
to repeat (by ear), to play after someone
nationale scholen
2568
nationale scholen
<in de muziekgeschiedenis>
national schools
natuurhoorn
2569
natuurhoorn
natural horn
natuurlijke mineur(toon)ladder
2570
natuurlijke mineur
(
toon
)
ladder
natural minor scale
natuurtalent
2571
natuurtalent
1
<de gave>
gift, natural/born talent
['tælənt]
2
<een persoon>
gifted person, naturally
['nætʃərəli]
talented
['tælənṱəd]
person, person born with a gift/talent (for)
natuurtoon
2572
natuurtoon
natural tone/
<BE>
note
natuurtrompet
2573
natuurtrompet
natural trumpet
nauwe boring
2574
nauwe boring
small/narrow bore
nauwe ligging
2575
nauwe ligging
close
[kloʊs]
structure/spacing/voicing
nazin
2576
nazin
consequent
['kɑ:nsəkwent]
phrase
nazingen
2577
nazingen
to repeat (by ear), to sing
<sang, sung>
after someone
nazit
2578
nazit
after premiere
[prı'mır]
party
nederlandse première
2579
Nederlandse première
first performance in the Netherlands, Dutch premiere
[prı'mır]
nederlandse scholen
2580
Nederlandse scholen
<in de Renaissance>
Netherlands Schools
neerslag
2581
neerslag
<in een slagschema>
downbeat
negenakkoord/9-akkoord
2582
negenakkoord/9-akkoord
ninth
[naınθ]
/9(th) chord
negentiende-eeuwse muziek
2583
negentiende-eeuwse muziek
nineteenth-century music
neo
2584
neo
-
<v.e. stijl>
Neo-
['ni:oʊ]
Neobarok
2585
Neobarok
<zn.>
Neobaroque
[ni:oʊbə'roʊk]
neobarok
<bn.> neobaroque

Neoclassicisme
2586
Neoclassicisme
Neoclassicism
[ni:oʊ'klæsısızm]
Neoromantiek
2587
Neoromantiek
Neoromanticism
[ni:oʊroʊ'mænṱəsızm]
nepslot
2588
nepslot
deceptive/
<BE>
interrupted cadence
['keıdns]
, false close
[fɔ:ls kloʊz]
nerveus
2589
nerveus
nervous
nervositeit
2590
nervositeit
nervousness
neum
2591
neum
<mv. -en>
neume
[nu:m]
neuriën
2592
neuriën
to hum
nevenaccent
2593
nevenaccent
secondary accent
['sekənderi 'æksent]
nevendrieklanken
2594
nevendrieklanken
secondary triads
['sekənderi 'traıædz]
nevenfunctie
2595
nevenfunctie
<harmonisch>
secondary
['sekənderi]
function
nevenstem
2596
nevenstem
secondary
['sekənderi]
/subordinate
[sə'bɔ:rdınət]
/subsidiary
[səb'sıdieri]
voice/part
neventhema
2597
neventhema
1
<alg.>
secondary
['sekənderi]
/subordinate
[sə'bɔ:rdınət]
/subsidiary
[səb'sıdieri]
theme
2
<in een sonatevorm>
second subject
['sʌbdʒekt]
neventonica
2598
neventonica
secondary tonic
['sekənderi 'tɑ:nık]
neventoon
2599
neventoon
secondary
['sekənderi]
tone/
<BE>
note
neventoonsoort
2600
neventoonsoort
secondary
['sekənderi]
key
neventrap
2601
neventrap
secondary
['sekənderi]
(scale) degree
nevenvak
2602
nevenvak
<BN>
<AE>
minor/
<BE>
subsidiary
[səb'sıdiəri]
(subject
['sʌbdʒekt]
)
niet-bespeelbaar
2603
niet-bespeelbaar
unplayable
[ʌn'pleıəbl]
niet-gebonden
2604
niet-gebonden
nonslurred
[nɑ:n'slɜ:rd]
niet-gelijkzwevende stemming/temperatuur
2605
niet-gelijkzwevende stemming/temperatuur
unequal temperament
[ʌn'i:kwəl 'temprəmənt]
niet-modulerende se'quens
2606
niet-modulerende se
'
quens
<mv. -en>
nonmodulating sequence
[nɑ:n'mɑ:dʒəleıṱıŋ 'si:kwəns]
niet-musicus
2607
niet-musicus
non-musician
[nɑ:nmju'zıʃn]
niet-transponerend instrument
2608
niet-transponerend instrument
nontransposing instrument
[nɑ:ntræns'poʊzıŋ 'ınstrəmənt]
niet-versterkt
2609
niet-versterkt
<akoestisch>
unamplified
[ʌn'æmplıfaıd]
, nonamplified
[nɑ:n'æmplıfaıd]
niet-verwant akkoord
2610
niet-verwant akkoord
foreign
['fɔ:rən]
chord
niet-voorbereide vertraging
2611
niet-voorbereide vertraging
unprepared suspension
[ʌnprı'perd sə'spenʃn]
niet-westerse muziek
2612
niet-westerse muziek
non-Western
[nɑ:n'westərn]
music
nieuw-duitse school
2613
Nieuw-Duitse school
New German School
nieuwe eenvoud
2614
Nieuwe Eenvoud
New Simplicity
[sım'plısəṱi]
nieuwe muziek
2615
nieuwe muziek
new music
niveau
2616
niveau
1
<peil>
level, standard
2
<moeilijkheidsgraad>
level, degree, grade
nocturne
2617
nocturne
1
<nachtmuziek>
nocturne
['nɑ:ktɜ:rn]
2
<deel v.d. metten>
nocturn
noemer
2618
noemer
<onderste getal v.e. maataanduiding>
denominator
[dı'nɑ:məneıṱər]
none
2619
none
1
<interval>
ninth
[naınθ]
, 9th
2
<deel v.h. officie>
nones
noneakkoord/9-akkoord
2620
noneakkoord/9-akkoord
ninth
[naınθ]
/9(th) chord,
<vb.>
C9
nonet
2621
nonet
nonet
[noʊ'net]
noot
2622
noot
1
<genoteerde toon>
note
2
<klinkende toon, inf.>
note
3
<toonhoogte, inf.>
pitch
4
<voetnoot>
(foot)note
noot met een stok
2623
noot met een stok
note with (a) stem, stemmed note
noot met een vlag(getje)
2624
noot met een vlag
(
getje
)
note with (a) flag/tail, flagged note
noot op de lijn
2625
noot op de lijn
<v.d. balk>
line note
noot-tegen-nootcontrapunt
2626
noot-tegen-nootcontrapunt
note-against-note counterpoint
noot tussen de lijnen
2627
noot tussen de lijnen
space note
noot zonder stok
2628
noot zonder stok
note without (a) stem, unstemmed
[ʌn'stemd]
note
notatie
2629
notatie
1
<alg.>
notation
2
<orthografisch>
spelling
notatiefout
2630
notatiefout
notation(al) error
notatie volgens de klank
2631
notatie volgens de klank
pitch/concert notation, notation at concert pitch
notenbalk
2632
notenbalk
staff
[stæf]
<mv. -s/staves>
notenbalk trekken, een
2633
notenbalk trekken
,
een
to draw
<drew, drawn>
a staff
[stæ:f]
<mv. -s/staves>
notenbeeld
2634
notenbeeld
note picture
notenkop
2635
notenkop
(note)head
notenleer
2636
notenleer
<BN>
elementary
[elı'menṱəri]
/general music theory and ear training
noten lezen
2637
noten lezen
to read
[ri:d]
<read
[red]
, read
[red]
>
notes
noten met een waardestreep
2638
noten met een waardestreep
beamed notes
notennaam
2639
notennaam
note/pitch name
notennamen noemen
2640
notennamen noemen
<tonen benoemen>
to identify
[aı'denṱəfaı]
notes/pitches, to label notes/pitches, to name notes/pitches
notenschrift
2641
notenschrift
(musical/staff
[stæf]
) notation
notenstok
2642
notenstok
(note) stem
notenvoorbeeld
2643
notenvoorbeeld
music example
notenvorm
2644
notenvorm
note shape
notenwaarde
2645
notenwaarde
(note) value
noteren
2646
noteren
1
<alg.>
to notate, to write
[raıt]
<wrote, written>
down
2
<orthografisch>
to spell
notes inégales
2647
notes inégales
unequal
[ʌn'i:kwəl]
notes
nummer
2648
nummer
1
<onderdeel v.e. oratorium/opera/musical>
number
2
<stuk lichte muziek>
number
3
<stuk op een band/plaat>
track
4
<oriëntatieteken in een partituur>
rehearsal
[rı'hɜ:rsl]
mark, figure
['fıgjər]
5
<aflevering v.e. tijdschrift>
number, issue
nummeropera
2649
nummeropera
number opera
['ɑ:prə]
nylon snaar
2650
nylon snaar
nylon
['naılɑ:n]
string